|
||||||||
Net wanneer we een heerlijk zonnig weekend beleven, stelt deze nieuwe supergroep haar eerste CD voor. Dat kan nauwelijks toeval zijn, help ik mezelf te denken. “Supergroep”…dat behoeft wat uitleg: eind 2016, na een concert met Orchestre International du Vetex, besluiten drummer Roel Poriau -bij velen bekend van bij Think of One- en trompettist Thomas Morzewski -ook een beetje bekend als Don Tomassino- nog een glas te gaan drinken in homebase La Petite Fabriek in Doornik. Daar resideren op dat moment Amparanoia en dus ook gitarist Willy Fuego -ook meer dan een beetje bekend van La Kinky Beat- en, zoals dat gaat: de instrumenten worden bovengehaald en er wordt samengespeeld. Eerste conclusie: de rumba Catalana van Fuego heeft flink wat raakpunten met de Balkantraditie, waarin Poriau en Morzewski doorgaans bezig zijn. Een paar caféconcerten en een EP volgen, waarna elk zijns weegs gaat, met Amparanoia, Vetex, Antwerp Gipsy Ska Orchestra of gewoon met studiowerk. Maar de agenda’s waren blijkbaar op elkaar afgestemd, want eind 2018 vinden we de drie, intussen aangevuld tot een volwaardig kwartet, mits toevoeging van Tomas De Smet -geweldig bekend van bij Laïs, Think of One, Zita Swoon en meer recent het geweldige King Dalton in de Porino-studio van Poriau terug om er, onder leiding van Manu Chao-percussionist David Bourguignon deze eerste volwaardige CD op te nemen. Het mag duidelijk zijn dat de vier -let op de naam met dubbele bodem en let op de hoesfoto- met deze plaat op de zomerfestivalpodia mikken: ik hoorde hen recent op Radio 1 vertellen dat ze hede Europese wereldmuziek tegenwoordig nogal aan de brave kant vinden, was het toen volmondig met ze eens en vind dat deze plaat een aardige stap in de goeie richting is. We krijgen namelijk eindelijk nog eens een plaat, waarop niet om de haverklap -vaak bij gebrek aan inspiratie- naar het gemakkelijke reggae-ritme teruggegrepen wordt. Al is dat ritme ook hier wel even vertegenwoordigd, in “Panda Revolution”, waarin ook DJ Courtasock -ook stilaan een vaste waarde op allerlei Vlaamse podia, enige scratches mag komen etaleren. Veel internationaler zal het in dit landje niet meteen worden, met een Pool-met-Italiaans Bloed, een meer dan volbloed Spanjaard uit Catalunya en twee Vlamingen, die nauwelijks grenzen kennen en dat maakt deze plaat meer dan duidelijk: nu eens ligt de nadruk op het meer Spaanstalige rumba-werk (de titelsong of “Canhaveral” of “Vivir Sin Ti”…). Als dat laatste overigens geen zomerhit wordt, ken ik er niks meer van, maar ik wil vooral uw aandacht vestigen op single Mala Hierba” -u vindt de link naar de knappe clip hierbij- waarin een aantal plat-Antwerpse zinnen binnengesmokkeld worden, haast zonder dat de luisteraar er erg in heeft. Buitenbeentje”Derrumbar heeft een tikkeltje Braziliaans bloed in de aderen, “Che Lio” is het achterkleinzoontje van “Chan Chan” en “Isola” ook met scratchwerk- is dan weer van Gitano-komaf. Als je dat allemaal bijeen optelt, kom je als vanzelf bij “mestizo” uit, maar dan wel met een flinke geut Italië er doorheen, ook al omdat de plaat afsluit met een knotsgekke versie van het Siciliaanse “Ciuri Ciuri”, dat aan het begin van deze eeuw nogal onsterfelijk werd gemaakt door Roy Paci, maar eigenlijk al van het eind van de negentiende eeuw dateert. Kijk, dàt noemen we hier nu eens echte wereldmuziek zie en, nu de release-shows voor de CD achter de rug zijn, valt alleen maar te verwachten dat de festivalpromotoren in dichte drommen de Via Lactea gaan opzoeken, want het zou zonde zijn het publiek deze heerlijke waanzin te onthouden! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||